Ik;Terence/
'de verdwaalde jongen'
Slechts Slechtgezind
“Slechts slechtgezind.
De druppels in mijn glas maken het niet beter, wel doffer.
De klok slaat klokslag melancholisch, de krijsende stilte ruist fluisterend als een oude plaat in de achtergrond van mijn voortbestaan. Ik doe erg mijn best. Mijn best is nooit goed genoeg geweest en mijn best is ook nooit beter geworden. Beter dan toen zal het nooit worden. Dan toen, toen mijn geest, hart en ziel nog hand in hand liepen. De dagen dat ik niet hoefde te spreken of te schrijven over het leven, omdat het leven zelf sprak en schreef.
Slechts slechtgezind.
De druppels in mijn glas maken het iets beter, ook doffer.
Ik dacht naar mijn geromantiseerde toekomst te bewegen, alleen om te ontdekken dat ik blind door een mijnenveld struinde. Overstekend van daar waar ik hoorde te zijn, vertrekkend van huis naar daar waar ik niet hoor te zijn, kan ik nu alleen nog achterstevoren lopen tot ik die klap hoor. Ik zet mezelf schrap, ik kijk tenminste in de richting waar ik niet naartoe loop als die klap komt. Klap maar, mijn uitzicht is mooi. Dat waren de dagen, mijn vriend.
Slechts slechtgezind.
De druppels in mijn glas helpen me, het wordt erg dof.
Zijnde niet meer als een struikelende voetstap in het universum van getrainde wandelaars, sukkel ik voet voor voet, stap voor stap. Leid me weg van mijn weg en breng me naar een nieuw pad. Ik wou oprecht dat God bestond of dat hij me tenminste niet vergat. De wijzer tikt verder weg van de dagen dat het was zoals het hoorde te zijn, ik tandenknars dwars door het tikken heen tot de tijd stopt. Ik heb hier niet genoeg tanden voor.
Slechts slechtgezind.
De druppels in mijn glas bevrijden, de wereld is een waas.
Veerkrachtig als een roestige veer, heerlijk krakend en volhoudend, rol ik over de drempels van toen. Ik voel de druk op mijn borstkas en weetje, verhoog de druk maar totdat mijn borst barst. Mijn borst gevuld met de smaken en geuren, die mijn vergane glorie dagen levendig doen kleuren. Zwijg maar, ik weet het, ik ben een beetje duizelig en denk teveel terug. Deze draaikolk van een wereld waarin ik allang verdronken ben, lest mijn dorst als ik even moet herinneren hoe het ook alweer moest.
Slechts slechtgezind.
De druppels, mijn glas, ik zie niets meer.
Ik ben niet dankbaar voor de littekens op mijn jonge hart, die me oud en wijs maken. Ik ben niet dankbaar voor de wolven die aan mijn schouder hebben gestaan, met wie ik gezamenlijk gromde naar de toekomst. Ik ben mezelf niet dankbaar voor mezelf, omdat ik nu niets meer als een schaduw ben uit mijn eigen verleden. Dankje, verdomme.
Werp de schaduw maar, de schaduw getuigd maar van één belangrijk feit.
Ergens schijnt de zon.
Diezelfde zon die toen ook opkwam.
Ik druppel wat verder.
Ik ben nu slechts slechtgezind.”