top of page
Mea Maxima Culpa, Astaghfirullah

De herfst, die crimineel, beroofd de bomen weer van hun kleur. Je zou denken dat na al die jaren
bomen beter op hun spullen zouden letten. Identificerend met die bomen, omdat we allebei ieder
jaar dezelfde fouten maken, plas ik geregeld tegen ze aan omdat ik boos op mezelf ben.


Ik heb op jonge leeftijd het leven de oorlog verklaard. Daar heb ik zelf voor gekozen, “Mea Maxima
Culpa”. Nu, leunend op de bar, die kreunend zijn steun en toeverlaat toevertrouwd, staar ik in de
diepte van de spiegel tegenover mij. Enigszins vermoeid staar ik via diezelfde spiegel terug naar
mezelf, langs de Egyptische barman die aan het werk is. Buiten in de nacht staat de maan in haar
eerste kwartier, binnen op mijn horloge slaat mijn laatste kwartier. Het is bijna tijd. Ik zucht zacht.
Zacht genoeg om de naakte waarheid in mijn zucht niet bloot te stellen.


Ik ben niet alleen vanavond, ik kan hem horen. Mijn demon zit luid zingend langs me aan de bar, en
ik herken dit lied. Dansend dwarrel ik in gedachte door de dagen van de nabije toekomst. Ik dans van
Schotland naar Rusland gewapend tot de tanden met glazen. Geluk ligt niet voor het oprapen. Maar
op de bodem van iedere fles schuilt een slok geluk voor het opslokken. Slok genoeg, we zijn jong en
zondigen zodat we oud worden met een goed of slecht verhaal. Slechte verhalen zijn tevens vaak de
beste.


De tijd verstrijkt zoals altijd, en nu begint mijn zingende demon te zuchten. De keel wordt schor, de
oogjes willen naar bed, maar ik stop niet met dansen. Ik weet beter, maar durf niet beter. Ik durf niet
beter, omdat ik beter weet.


Er is weinig zo glorieus als de kapitein van je eigen ondergang te zijn. Je neemt de wind der destructie
in jouw zeilen, vaart jouw koers, en zinkt jouw schip, door een van jouw uitgekozen rotsen niet te
trotseren. Controle in volle glorie. Sommige zwakkelingen geven deze macht uit handen.
Karakterloze karakters zijn het. Types die gaan zitten in een stoel die vervolgens leeg blijft. Breng die
verloren zielen naar Moskou of Glasgow.


Mijn horloge kucht en knipoogt, laatste ronde, tijd is de meester van ons allemaal.


“Ga naar huis, en ga lekker slapen.” Zegt de Egyptische barman met een aantal zorgen in zijn ogen.
Ik lach hem toe, terwijl ik hem uitlach.
“Ik heb teveel zondes om vanavond lekker te slapen man.” Vervolgens slik ik mijn laatste slok
verdoving. Mijn demon knikt instemmend.
“Vraag om vergeving, help jezelf zeg oprecht Astaghfirullah.” Ik zie dat hij zijn opmerking meent.
“Kan dat? Ik heb Joods bloed weet je nog?” Hij ziet dat ik mijn vraag meen.
“Ja lieve help, dan moet je al helemaal om vergeving vragen.” Zegt hij lachend, maar hij meent het
ook.


Ik sta op, strompel naar de volgende kruk, en trek mijn zingende duiveltje aan zijn staart.
“Kom je mee lieverd? Het laatste kwartier heeft geslagen.”
Ik kijk in die diepe rode ogen met dikke blauwe wallen,
“Ik wil het niet meer. Gaan we dit weer doen? Ik ben moe.” Klinkt zijn schorre stem. Het zingen is
ondertussen gestopt. Het is slechts neuriën nu, maar ik hoor het nog goed.
“Oh mijn lieve rode puntstaart vriend, ik ben ook moe. Kom. Sta op.” Zeg ik troostend.
Ik zie dat het niet werkt, ongetroost wordt er ongemakkelijk op de kruk heen en weer gewiebeld.

 

“Waarom doen we dit? Waarom doen we dit steeds overnieuw?” Vragende rode ogen kijken me aan
terwijl ik zijn goed gevuld glas steel en achterover kop.
“Omdat wij jonge kleurige zielen gevoed gaan door geestdrift in deze chaos. Ik vond zojuist bijna mijn
rust. We moeten de storm doen opwaaien, anders worden we oud en sterven we. Volwassen worden
is niet moeilijk. Volhouden om volwassen te worden is moeilijk, het stopt namelijk nooit. Tenzij je
sterft. Help me. Herinner me even dat ik leef, terwijl ik leef, terwijl ik jong ben. Sta op.”


Er word braaf opgestaan, en we lopen naar buiten terwijl ik ritmisch waggel op de bekende melodie
die wordt geneuried. In tegenstelling tot mijn horloge, is de maan nog steeds bezig met haar eerste
kwartier. Ik sla haar gade toe.


“Je weet dat je dit zelf doet toch?” Klinkt de schorre stem vragend.


De melodie valt volledig weg.
Ik waggel niet meer.
Ik dans niet meer.


Ik kijk diep in die rode brandende ogen en fluister, “Mea Maxima Culpa, Astaghfirullah. En zwijg nu,
mijn lieve rode puntstaart vriend. Ik ga even plassen tegen een boom.”

bottom of page